Merel en Paul of “incommunicado”

fotocredits: Marthijn Brink

Merel is gek op Paul. Ze ziet hem graag, haar buik voelt warm wanneer ze aan hem denkt. Merel woont nog bij haar ouders. Paul heeft sinds kort een flatje in het centrum van Groningen. Hij studeert wiskunde en Russisch.

Ze sms-t: “Waar ben je, Paul?”

En de volgende dag: “Waar ben je, Paul? Ik wil je wat vragen.”

“Paul, kun je me bellen? Ik ben zo verdrietig omdat onze hond Rosa is ingeslapen.”

Bellen heeft geen zin, Paul neemt zelden op. Haar vriendinnen zeggen dat ze dat niet moet pikken. Als je een relatie hebt, dan is het heel gewoon om iedere dag contact te hebben. Maar nu is het vier dagen geleden sinds ze contact met elkaar hadden.

Zou hij niet meer gek op haar zijn of heeft hij een ander meisje? Is hij met zijn fiets gevallen en ligt hij in het ziekenhuis? Heeft hij de relatie verbroken zonder daar iets over te zeggen?

“Hoi, Merel”, ze hoort Pauls zachte stem. “Ik was incommunicado, autismestress. Dan moet ik gewoon een paar avonden thuis helemaal alleen zijn, zonder deurbel en zonder telefoon.”

“Ik heb je gemist, Paul. Ik maakte me zorgen over jou en over ons. Ik ben zo blij dat ik je stem hoor.”

“Ik hoor jouw stem ook graag, lieve Merel.”

“Paul, ik vind het rot wanneer je onbereikbaar bent. Ik zou het liefst een code met je afspreken voor wanneer ik je dringend wil spreken. Bijvoorbeeld als ik sms “bel me” dat je dan weet dat ik je dringender wil spreken dan normaal.”

“Ik weet het niet, Merel. Wanneer ik incommunicado ben dan laad ik mijn telefoon niet meer op en ik gooi hem in de hoek van mijn kamer of onder mijn bed. En als ik boos ben, dan zou ik zomaar mijn telefoon kunnen vertrappen. Dan zie ik gewoon helemaal geen berichten meer.”

“Jeetje. Maar ik ben wel blij dat dat niet betekent dat je mij niet meer wil zien of horen. Ik vind je zo lief, Paul. Wat denk je van een ander soort code?

Laatst in de dierentuin zag ik dat je de luipaarden goed bekeek. En dat zijn echt solitaire dieren die graag in hun eigen habitat leven. Zullen we daar ons codewoord van maken? Dat je soms een luipaard bent en dat we met dat woord erover praten? Dan hoef ik niet verdrietig of boos te worden wanneer je een paar dagen veel tijd voor jezelf nodig hebt.

Je bent mijn prachtig mooie luipaard. Ik voel dat je steeds bij me terugkomt. Zullen we dat proberen?”

“Dat zijn echt mooie dieren. Ik zal er een nachtje over slapen. Kom je me opzoeken, lieve Merel?”

“Ja! Morgen na school?”

Karen den Dekker