Als je mee gesleept bent in een “ja” en je eigenlijk toch nee” wilde zeggen
’s Avonds bij het eten vertelde Paul aan Cynthia dat hij zijn moeder gesproken had en dat zijn ouders morgen op bezoek komen en mee eten.
Of dat goed was? Ze waren allebei vrij, dus volgens de agenda kon het.
“Ja hoor”, zei Cynthia.
Interne onrust als signaal voor een ‘nee’
Maar in de loop van de avond werd Cynthia onrustig. In haar hoofd tolden de gedachten door elkaar over van alles en nog wat. Ze kon niet goed plaatsen wat er aan de hand was, alleen dat ze zich niet lekker voelde.
Ze had al drukke dagen achter de rug. En daardoor ook geen energie gehad om ’s avonds nog aandacht voor Paul te hebben of om samen wat te doen.
En nu zouden ze eindelijk een avond met z’n tweetjes zijn. Daar had ze naar uit gekeken. Op zo’n avond alleen kon ze wel genieten van lekker tegen hem aanhangen, knuffels en intimiteit. Als ze te druk was, lukte het niet om hiervan te genieten – dan moest ze alleen zijn en kroop ze vroeg in bed, in het donker, deur dicht.
Soms sliep ze dan ook in de logeerkamer om helemaal alleen te zijn omdat ze Paul dan zelfs niet om zich heen kon verdragen.
En dat terwijl ze echt gek op hem is en ook echt kan genieten van samen zijn.
Maar goed. Nu dus geen samen zijn maar zijn ouders op bezoek. Het zijn lieve mensen, dus dat is het punt niet.
In haar hoofd vindt ze zichzelf een steeds grotere zeur. Het lijkt wel of andere mensen altijd zo makkelijk en direct weten wat ze willen en dat gewoon zeggen. Waarom kan zij dat niet?!?
Ze voelt zich schuldig naar Paul en naar zijn ouders omdat ze eigenlijk geen zin heeft in bezoek morgen en alleen met Paul wil zijn.
Orde scheppen in de onrust
Paul merkt haar onrust wel op en vraagt wat er is. “Ik weet het niet”, zegt Cynthia.
Ze weet het wel, maar de woorden willen niet naar buiten komen. Paul kent het wel van haar en stelt voor dat hij raadt of dat ze het op de mail zet naar hem.
“Raadt maar, dan vul ik wel aan”. Ze weet dat als hij eenmaal woorden geeft aan wat er aan de hand is, zij makkelijker aan haakt en dat het dan beter lukt om te zeggen wat er precies is.
Samen ordenen ze wat er allemaal speelt en al vrij snel is duidelijk dat ze te snel “ja” heeft gezegd. Hij vertelde het zo makkelijk, haar hoofd was vol en haar aandacht was bij het eten, dus het ging eigenlijk automatisch.
En nu heeft ze dus al “ja” gezegd terwijl ze eigenlijk “nee” wil.
“We kunnen het ook gewoon verzetten naar een ander moment” zegt Paul. “Zo moeilijk is dat niet!”
Cynthia besluit dat ze zelf even zijn ouders inlicht dat het nu even te veel is, maar ze het wel leuk vindt voor een ander moment.
Opgelucht sluiten ze de avond af.
Nee zeggen als je nee wilt zeggen. Wat maakt dat dit zo moeilijk kan zijn als je autisme hebt?
Een keuze maken tussen ja/nee zeggen vergt:
- Overzicht over het geheel hebben: de sociale context.
- Weten hoe het met jezelf is, hoe je je voelt en je eigen behoeften kennen.
- In kunnen schatten hoe iets voor de ander is, waar zij behoefte aan hebben
(Let op! Het nadeel hiervan is dat de neiging is om aannames te maken en te vergeten deze te checken… en dat geldt zeker niet alleen voor degene met autisme!)
- Verwerkingstijd om alles in je hoofd te ordenen tot een logisch geheel.
- Zelfrespect: de overtuiging dat je net als ieder ander het recht hebt om je grens aan te geven.
- Schakelen naar een andere uitkomst. Als je zoals Cynthia al “ja” hebt gezegd, toch omschakelen naar een “nee” is ook in je eigen hoofd soms lastig.
- Woorden hebben om het zo te zeggen dat je de ander niet kwetst (en daar over piekeren als je het niet precies weet, maar wel de ervaring hebt dat mensen heftig kunnen reageren op een “nee” en bang zijn dat dit weer gaat gebeuren).
Als je al een vol hoofd hebt door drukte of overprikkeld bent, heb je gewoon geen ruimte meer voor al die dingen die hierboven staan.
Dan kun je dus niet 1-2-3 een keuze te maken!
Wat ook vaak voorkomt is dat iemand in de loop van zijn/haar leven als het ware een automatisch antwoord heeft aangeleerd omdat te lastig was om die keuze te maken en je ontdekte dat mensen snel weer weggaan als je iets geantwoord hebt. En om tegemoet te komen aan de snelheid waarop een antwoord gewenst is.
drie tips
Als je van jezelf weet dat het jou ook wel eens overkomt dat je al “ja” gezegd hebt, terwijl je “nee” bedoelde, heb je misschien wat aan deze tips:
- Weet dat je altijd terug kunt komen op iets wat je gezegd hebt. Eenmaal “ja” betekent niet altijd “ja”!
“Ik heb er nog even over nagedacht en ik wil het toch niet” is ook een mogelijkheid.
- Als je weet dat dit vaak voorkomt, kan het handig zijn om een standaard hulp-zinnetje te hebben. Bijvoorbeeld: “Ik wil er even over nadenken”.
- Heb je de mogelijkheid voor bedenktijd, dan kan het fijn zijn om op papier te zetten wat er mee speelt in je keuze. Dit helpt je om je gedachten te ordenen. Je kunt dan ook nadenken over hoe je iets wilt zeggen.
Welke tip is voor jou fijn?
Karin Simonis-Wigbels
Autismecoach bij Mooi!Lifecoaching